Van wie zijn de materialen?

Als dwarsdenker kan ik een tegengeluid als in dit artikel geuit wordt erg waarderen: “Drie ‘inconvenient truths‘ over het perspectief van verdeling van macht en waarde in de circulaire economie”.

“De transitie naar een circulaire economie werpt de vraag op hoe we als maatschappij toegevoegde waarde en inkomen rechtvaardig kunnen verdelen. Dit kan alleen als we de spelregels voor de verdeling van waarde, risico’s en verantwoordelijkheden aanpassen. Bij de energietransitie kwam een eerlijke verdeling van de kosten en baten te laat in het vizier. Dat kunnen we met de circulaire transitie voor zijn.”

Dit zijn volgens het artikel de inconvenient truths over macht en waarde in een circulaire economie:

  1. Door circulariteit kan het BNP krimpen. Minder producten maken, maar die wel langer meegaan, hoort immers bij een circulaire economie waarin we geen primaire grondstoffen meer willen gebruiken. Omdat de gebruikswaarde gelijk blijft, of zelfs toeneemt, tegen minder kosten van productie, hoeft dit zo erg niet te zijn. Net als dat koopkracht ook geen graadmeter is van ons welzijn, alleen van onze welvaart (hebben we niet genoeg spullen!?).
  2. Circulariteit kan banen kosten, maar levert ook weer nieuwe banen op is het idee. Minder productie, maar meer onderhouds- en reparatiewerk. Mocht dit leiden tot minder benodigde arbeidsuren, die wel goed (beter) betaald zijn, hoeft dit ook geen issue te zijn. Finland heeft een vierdaagse werkweek van 6 uur per dag. Meer vrije tijd!
  3. Eigenaarschap en daarmee macht kan zich concentreren. De producent wordt in een Product-As-A-Service (PAAS) model ook dienstverlener en blijft volledig verantwoordelijk voor de grondstoffen en materialen in het product. De legitieme vraag is daarmee of de dienstafnemer, de consument, niet te kwetsbaar wordt en de eigenaars te machtig.

Voor mij zit er hier een cruciaal verschil tussen eigendom en eigenaarschap. Je hoeft geen eigenaar te zijn om ergens goed voor te willen zorgen. Denk aan een strand, een van een vriendin geleende boormachine, of een aangelopen kat. Ze zijn geen van allen van jou, maar toch loont het om er goed voor te zorgen. Het strand blijft schoon en mooi, je mag spullen blijven lenen bij die vriendin en je hebt er een dierenvriend bij.

In de vraag ‘van wie zijn de materialen’ ligt wat mij betreft tegelijkertijd het probleem en ook de oplossing verscholen. Want is het niet juist deze vraag die leidt tot het streven naar meer macht en winst, een weg die alleen maar kan leiden tot een oneerlijke verdeling van waarde? Wat als we in plaats daarvan zouden stellen dat materialen en grondstoffen tot de aarde toebehoren en wij er slechts zorg voor dragen? Dat beperkt de discussie over eerlijke verdeling van toegevoegde waarde alleen tot kwaliteit van de zorg en dienstverlening die daar ook daadwerkelijk aan bijdraagt.

Bron: Mark Beumer, het Groene Brein in tijdschrift Milieu, dec. 2020.